In memoriam: Hilda Stuckens (1929-2025)

Bij het graf van haar schoonfamilie Schamp, herdenking 5 april 2023. Nora en Frieda Schamp en hun moeder Gabrielle Verhulst waren destijds hun buren in de Lindenlei en overleefden het bombardement niet.

Een paar weken geleden is getuige Hilda Stuckens (1929-2025) overleden. Ze wordt morgen in Edegem begraven (11u, Heilige Familiekerk). Hilda nam samen met haar familie actief deel aan de herdenkingen. Dat was voor haar vaak een moeilijke opdracht. De herinneringen aan 5 april waren nog altijd hevig. Vuurwerk of oorlogsbeelden, ze deden haar ineenkrimpen van de angst. Haar dochter en actief vzw-lid Greet Schamp is terecht trots op haar moeder die afgelopen herdenking nog kon getuigen.

De familie Schamp-Stuckens op de herdenking van 5 april 2023, 80 jaar na het bombardement.

Zestien jaar geleden schreef Hilda haar getuigenis op, die we hieronder integraal publiceren om haar te gedenken. Rust zacht, moedige getuige.

Ik was bijna 14 toen het gebeurde.

We waren op school in Sint-Ludgardis in Antwerpen, toen de ramp gebeurde. Bieke was dat jaar bij ons in de stad op school begonnen, dus het waren Greta, Marieke, Bieke en ik.

De dag ervoor, een zondag, was het ook prachtig weer en we maakten met z’n allen een lange wandeling naar het Annemoontjesbos, het bos met alle witte anemonen, dat toebehoorde aan Baron Roest d’Alkemade in Edegem, heel dicht bij waar ik nu woon. Net om de hoek van onze straat. Tante Jeanneke en Joske en Fritske waren bij ons. Dit is de laatste keer dat ik Fritske heb gezien.

Die maandag was ook een mooie dag en we hadden examens. Ik herinner me dat het die dag geschiedenis was. Laat in de middag, rond 16.30 uur, begon het bombardement en zodra het alarm afging, moesten we naar de kelder van de school. Dit was niet ongebruikelijk en ik maakte me op dat moment niet echt veel zorgen. Na een tijdje werd het sein ‘alarm voorbij’ gegeven en konden we de kelder verlaten en naar huis gaan.

We konden nog de tramlijn 7 nemen, tot aan de Berchem Kerk. De tram ging toen niet verder, vanwege de bommen, en we moesten te voet verder.

Hoe dichter we bij ons huis kwamen, hoe erger de situatie. Ik herinner me dat de brandende huizen aan weerszijden van de Antwerpsestraat naar elkaar toe stonden in te storten, en we durfden niet meer door te gaan en moesten een omweg nemen. Eerst geloofde ik dat er in onze straat, de Lindenlei, niets aan de hand zou zijn, maar we zagen al snel dat dit niet klopte. Overal vernielde en brandende huizen. We renden zo hard we konden. Tot onze opluchting stond ons huis nog overeind, zij het met een ontbrekend dak, gebroken ramen en ingestorte plafonds. Ik herinner me nog goed dat al het water uit de kapotte radiatoren was gelopen en dat ik zo walgde dat al dat roestige water over Moeke’s mooie vloerkleed was gelopen. Plafondgips en verbrijzeld glas van de ramen lagen overal. Er was nergens een plek waar je kon gaan zitten. Iedereen huilde.

Moeke was thuis geweest met Paula en de meid, Grote Maria, en Bonma, en tante Jeanneke was net op bezoek en was met Moeke in de tuin geweest. Ze waren gelukkig allemaal op tijd in de kelder geraakt.

Leo was teruggekomen van school en was helemaal stoffig en vies van de ingestorte gebouwen daar. Jos was er ook, maar Fritske werd vermist. Moeke ging naar de school om hem te zoeken en ontdekte dat hij overleden was. Ze vroeg me of ik hem in de school wilde gaan zien, maar ik weet nog dat ik niet durfde. Ik was zo bang dat hij onder het bloed zou zitten (wat niet het geval bleek te zijn). Ik weet nog dat Greta met Moeke meeging. Tante Jeanneke was in shock en huilde de hele tijd. Vake was nog niet thuis. Hij had geholpen bij Gevaert met de brand daar. Hij dacht dat alleen de fabriek was geraakt en had geen idee dat meer dan de helft van de huizen in onze eigen straat verdwenen was. Hij had persoonlijk twee vaten cyanide, een zeer giftige stof, naar een nabijgelegen weiland gerold. Als die vlam hadden gevat, zou de hele omgeving vergiftigd zijn geweest. Niemand anders had het aangedurfd, omdat ze allemaal te bang waren.

Hugo Van Looy kwam langs om te kijken of hij ons op enigerlei wijze kon helpen en ik herinner me dat we naar het huis van Tante Jeanneke om de hoek gingen, om te proberen een deel van haar bezittingen daar te bergen, omdat het huis ook was geraakt. We moesten over vijf dode mensen klimmen om het huis en de trap, die nog overeind stond, binnen te komen. Beneden was een bakkerij, en de vijf dode mensen waren klanten geweest, of misschien gewoon voorbijgangers die in de bakkerij waren gevlucht.

Ik herinner me dat we probeerden wat kleren uit een kledingkast in de kinderkamer te halen, maar de kledingkast had alle jam en conserven van Tante Jeanneke erop staan, en die waren allemaal kapotgeslagen in de wollen kleren die op de bovenste plank lagen. Het was een vreselijke puinhoop, plakkerig en vol glas. Ik herinner me dat we het toch in de kruiwagen mee naar huis namen, omdat kleding erg schaars was, en ik zeker wist dat je het kon uitwassen…

Ik weet nog dat de staande piano van Tante Jeanneke, die aan de ene kant van de kamer stond, de kolenkachel had gekregen. Nu was die kachel van de ene kant van de kamer in de onderste helft van de piano geslagen. Ik herinner me dat Vake hem later voor Tante Jeanneke heeft laten repareren.

Uit haar keuken haalden we zoveel mogelijk eetbare dingen, maar alles was een puinhoop. Als we heen en weer liepen van haar huis naar het onze, werden we vaak gestopt door mensen die alles controleerden, omdat er veel geplunderd werd.

Ik herinner me dat ik door de Korte Lindenlei liep, trillend op mijn benen, en niet kon geloven dat dit allemaal echt kon zijn.

Ik herinner me dat er op de Statielei een dode dame lag, en een plunderaar probeerde haar gouden ring eraf te halen door haar vinger af te snijden. Een Duitse soldaat die langskwam, schoot de man neer. Dat was bij het station van Oude God, op de Statielei.

Ik weet niet hoe Moeke het voor elkaar kreeg, maar ’s nachts had ze met Grote Maria het grootste deel van het puin geruimd en werden we naar bed gebracht, maar we hadden geen glas in de ramen en de hele nacht hoorden we het gehuil van sirenes en branden, en mensen die schreeuwden. We sliepen niet. Het was niet koud, maar we rilden de hele tijd.

Een paar dagen later werden de mensen allemaal begraven in een massale ceremonie. Er waren niet genoeg doodskisten en er werden gewoon houten kratten gebruikt, met een groot wit nummer erop geschilderd. Fritske had nummer 2, weet ik nog. We stonden op het Gemeenteplein, voor wat vroeger de Kredietbank was. De bisschop van Mechelen leidde de ceremonie in de open lucht en daarna gingen alle vrachtwagens en paardenwagens naar het kerkhof in Mortsel.

Hierna werden we naar Zandhoven gebracht, waar Bonma (wiens huis ook zwaar beschadigd was) en Tante Jeanneke met Jos en Leo en Paula zouden wonen totdat de oorlog voorbij was en we ons huis een beetje konden opknappen. De oudere kinderen met Vake en Moeke bleven in Oude God, nadat we het een beetje hadden opgeknapt, en gingen weer naar school in Antwerpen, terwijl Leo en Jos naar school gingen in Zandhoven. Hun scholen in Oude God bestonden niet meer.

Foto’s: (c) Familie Schamp-Stuckens.

Een gedachte over “In memoriam: Hilda Stuckens (1929-2025)

Geef een reactie op Charles Jansen Reactie annuleren