Het verhaal van Elza Inniger

Elza is geboren in Mortsel op 4 april 1933 en woont nu in het Mayerhof. Decennialang is ze niet meer in Mortsel geweest maar door haar terugkeer in het Woonzorgcentrum komen de herinneringen aan die fatale 5de april 1943 weer helemaal boven, de dag na haar 10de verjaardag notabene.  We zijn haar gaan opzoek op aanraden van Rik Holvoet, vrijwilliger in Mayerhof. 

Elza vertelt dat haar moeder mee de muziekschool van Mortsel gesticht heeft. Zij had met groot succes piano gestudeerd aan het conservatorium van Antwerpen. Elza: ‘Voor een vrouw was dat toen: prachtig, groot applaus en ga dan maar naar huis, het is gedaan’. Onder stimulans van de Mortselse letterkundige Dr. Jozef Rombouts (er hangt een gedenkplaat aan zijn huis op de Liersesteenweg) heeft de moeder van Elza doorgezet en is ze begonnen met muzieklessen. De vader van Elza werkte bij de Union Chimique Belge in de Arenbergstraat in Antwerpen. Het gezin woonde in een nieuwe verkaveling in de Minervastraat. Er stond toen één huis in het eerste stuk dat diende als modelwoning voor de bouwstijl. 

Toen was het prachtig weer

Tijdens het bombardement zat Elza op de Sint-Lutgardisschool in het derde of vierde leerjaar, dat weet ze niet meer zo goed, het is allemaal zolang geleden. Bij luchtalarm moesten de kinderen gaan schuilen in de hal onder de trap die versterkt was met boomstammen. Elza: ‘Toen was het echt prachtig weer, de kerselaar stond in bloei thuis, een blauwe hemel, dat weet ik nog allemaal. En als het voorbij was vloog alles in het rond, al dat stof, iedereen liep en schreeuwde. Er was een berg puin op de koer en de grote kappen van de nonnen waren afgevlogen, ocharme. Wij stonden daar allemaal verloren, te wachten op wie? Op Godot?’ Elza was niet gewond maar haar zus wel. Die lag onder het puin en ze hebben haar moeten uitgraven. De gewonde kinderen zijn dan in de bak van een open vrachtwagen naar het Sint-Vincentiusziekenhuis in Antwerpen gebracht. Elza: ‘Mijn zus was blind door het stof en na weken en weken is dat stilletjes weggetrokken en kon ze terug zien. Ik had nog twee broers op school in Sint-Stanislas in de Eggestraat en de Lieven Gevaertschool in Deurnestraat. Maar daar is niks gebeurd.’ 

Alleen naar huis

Na het bombardement ging Elza helemaal alleen naar huis: ‘De kinderen gingen toen nog alleen naar school, dat was normaal en tegen dat we thuiskwamen stond de voordeur op een kier, dat zou nu allemaal niet meer kunnen. Ik weet dat ik alleen naar huis ben gegaan en ik vond dat heel raar. Er lagen mensen op de grond, wat liggen die daar te doen? Ik herinner me ook de trams op het Gemeenteplein, de kabels die daar beneden hingen. Ik was door de Van Peborghlei gegaan, een omweg langs de koekjesfabriek van Jespers en daar lag een man met z’n gezicht op de grond. Ik had nog nooit zoiets gezien. Ik bekeek dat allemaal als kind, alsof je aan het spelen bent. Wat is dat hier allemaal? Dode mensen hier en daar en kinderen en mensen in paniek die kwamen zoeken. Mijn ouders waren ongerust en zijn ook gaan zoeken. Mijn vader werkte in Antwerpen en ons moeder was nog niet in de muziekschool want die begon pas om 4 of 5 uur. Ze stond voor de grens van Mortsel die was afgesloten en ze werd tegengehouden door de Duitsers.’

Het huis van de Innigers was fel beschadigd. Alles wat los stond was weggevlogen, de deuren eruit en een binnenmuur boven ingestort. Die dag was de huishoudsters van de familie aanwezig, vertelt Elza: ‘Ik had nog een klein broertje. De huishoudster zorgde voor ons en mijn broer lag in zijn bedje boven. Louiske, een schat van een vrouw, ging naar beneden (Elza moet slikken) -da’s niet gemakkelijk allemaal- en de deur boven vloog open en ze dacht: “Maar ik heb die pas toegedaan” en dan is ze terug naar boven gegaan om die deur terug toe te doen. Of mijn broertje gekwetst was dat weet ik niet meer.’

Weg uit Mortsel

Van de begrafenis van de slachtoffers weet Elza niets.  De overheid had gezorgd voor opvang van de kinderen en Elza was met haar broer Hugo naar Sint-Katelijne gevoerd: ‘Dat was in een kasteeltje waar we veel in de tuin zaten, het was goed weer. Eén keer per week gingen we in bad. Ik heb daar geweend van dat ik daar ben binnengekomen tot ik ben buitengegaan. We zaten daar met allemaal kinderen van het bombardement waar ze geen blijf mee wisten. Er werd niks over gezegd, hé, niks. Nu zou er psychologische bijstand komen en medeleven en kom hier, mijn schatteke. Maar toen niet hé. Er werd over gezwegen. Mondje toe.’ (Elza maakt een gebaar krikkrak over haar mond.)

De kinderen zijn daar een paar weken gebleven. Intussen had het gezin Inniger van de Duitsers een woning ter beschikking gekregen in Velodroomstraat in Berchem. Een mooi groot huis, volgens Elza, dat van rijke Joodse mensen was die gevlucht waren. Van die mensen hebben ze later nooit iets vernomen. Het gewone leven hernam. Vader ging weer werken maar de muziekschool van moeder lag stil. Elza: ‘Ik moest op Zurenborg terug naar school. Dat was een Franstalige school de Sacré Coeur en dat was verschrikkelijk. We kenden nog geen woord Frans. Ik heb zolang geweend tot mijn ouders me van Berchem met de trein weer naar Mortsel naar school stuurden. Alle dagen naar Sint-Lutgardis dat was mijn houvast, daar zaten mijn vrienden. We hebben dan eerst les gehad in het eerste huis naast Hof Van Swenden op de Mechelsesteenweg. Daar vond ik m’n klasgenootjes terug, dat was het enige wat ik had.’

De Velodroomstraat ligt vlak bij de huidige Antwerpse ring. Toen waren dat vestingen, versterkingen rond de stad, die vol water stonden. Dat gebied werd ook gebruikt als stortplaats voor het puin van Cinema Rex die zwaar getroffen was door een V-bom met honderden slachtoffers. Elza: ‘Dan gingen we tussen de puinen zoeken van cinema Rex aan de vesten en dat stond vol van die cinemastoeltjes die weg moesten uit de stad. En als kind speelden we daar en rommelden of er nog iets tussen zat, een houten lepel of zo. Mensen zaten er wel niet tussen.’ 

De bevrijding 

Van de bevrijding van Antwerpen op 4 september 1944 herinnert Elza zich nog dat de weg waarover de tram reed helemaal was ondermijnd. En dat ze bij elk alarm voor de V-bommen terug naar de kelder moesten: ‘We hoorden die aankomen met een zacht gebrom en als dat stilviel dan kwamen de bommen naar beneden en dan luisterden de mensen en waren ze blij dat het niet bij hen was. De Duitsers, dat waren kinderen van 17 jaar met een helm en die lagen de hele nacht te roepen: Mutti, Mutti.’

Na de bevrijding is het gezin Inniger naar Mortsel teruggekeerd. De kapotte huizen werden stilaan gerepareerd en de geteisterden, weet Elza nog, kregen kleren en aluminium kookpotten die na een tijdje vol blutsen stonden.  

‘Ik heb nog alle doodsprentjes van de schoolkinderen, de twee kinderen van Verhelst bijvoorbeeld (nvdr. Gerard en Elza Verhelst) en van de muziekschool en van buren of van iemand op Gevaert. Dat zijn moeilijke verhalen. Veel heb ik niet verteld aan mijn kinderen, dat was iedere keer terug een slag. Er zit een heel leven tussen toen en nu ik hier terug ben. Mortsel was stilletjes weggedreven en nu ik hier in Mayerhof zit komt Mortsel terug. Ik dacht nog mensen te ontmoeten die dat meegemaakt hebben maar het bombardement? Daar weten er velen niets van, slechts enkelen. Ik ben blij dat jullie willen luisteren want dat interesseert niet veel mensen.’

2 gedachtes over “Het verhaal van Elza Inniger

  1. Dit verhaal van Elza toont wederom aan wat toen in Mortsel het grootste verdriet bracht. Na vele jaren kan ze het uiteindelijk vertellen. Knap werk van Marc om dit neer te schrijven voor de geschiedenis van Mortsel.

    Jan Pszeniczko

    Like

Plaats een reactie