Rik Holvoet, lid van onze vzw, ontmoette een tijd geleden de 94-jarige Jos Rombouts, een minzaam man die hem vertelde over het bombardement.
Een nieuwe getuigenis van een van de laatste getuigen is uitzonderlijk. Daarom zijn we Jos heel erkentelijk dat hij met ons wil delen wat hij zich nog herinnert van die verschrikkelijke dag. Zijn vrouw zaliger ging naar de Sint-Lutgardisschool en maakte het bombardement ook mee.
Getuigenis van Jos Rombouts
‘Wat mezelf betreft herinner ik me een zonnige lentedag. Op het ogenblik dat de vliegtuigen aanvlogen bevond ik mij in de jongensschool aan de Deurnestraat (de huidige academie). Eerst gaf ik er niet veel aandacht aan omdat ik niet besefte wat er te gebeuren stond en wat een dodelijk gevaar op onze gemeente aangevlogen kwam. Hoe dan ook, ik weet niet wat me bezielde, maar na de verschrikkelijke ontploffingen ben ik toch thuis geraakt bij mijn moeder. We woonden op de hoek van de Deurnestraat en de Antwerpsestraat amper 250 meter van de school.
Mijn eerste aanblik van de gevolgen van het drama was de overkant van de Antwerpsestraat. Alle huizen vanaf de elektriciteitswinkel Jos Van Bouwel tot aan de afgebroken brug (huidig kruispunt met de Krijgsbaan) lagen in puin. Overal liepen mensen over en weer, de chaos was algemeen. Die dag mocht ik van mijn moeder niet van huis weg. Later ging ik toch met andere schoolvrienden een kijkje nemen in het centrum van Oude-God en overal was er miserie, verdriet en wanhoop bij de mensen. Sommige onder hen waren bezig met puin ruimen van wat hun huis was geweest, op andere plaatsen waren mensen bezig naar overlevenden te zoeken. Al wat ik hier neerschrijf is reeds door andere schrijvers verwoord.
Toch wil ik één ding onderstrepen: dat van de vele niet ontplofte bommen en de belevenis van mijn zuster.
Mijn zuster woonde toen in de beenhouwerij Guldentops aan de Antwerpsestraat recht tegenover de Armand Segerslei. Haar oudste dochtertje Maria werd door mijn schoonbroer Gust Hoefkens dood teruggevonden in de meisjesschool in de Edegemsestraat (Sint-Vincentius). Later kwam de ontmijningsdienst om in hun tuin een niet ontplofte bom van 500 kilo op te graven. Mijn zuster had met haar jonge dochtertje Ida op haar arm nog in de tuin gestaan maar vermoedde helemaal niet dat vlak naast haar een bom was ingeslagen. Die is later op enkele meters diep uitgegraven. Niet alleen bij mijn zuster, maar ook bij dokter Willems, en op vele andere plaatsen zijn niet ontplofte bommen opgehaald.
Aan het vroegere gemeentehuis (huidig gemeenteplein) was duidelijk te zien dat een bom in het dak van het huis van de familie Roodhoofd een rond gat had geslagen. Dat had een meer ovale vorm gekregen op de lagere verdiepingen om uiteindelijk in de kelder te blijven liggen. Er werd zelf gezegd dat de meid boven op de niet ontplofte bom gevonden werd en met meerdere breuken naar de kliniek diende te worden afgevoerd. In de richting van het station Oude-God werden nog meer niet ontplofte bommen gevonden o.a. in de tuin van mijn nonkel Goossens, de toenmalige begrafenisondernemer.
Hadden al die moordtuigen ontploft dan zou het centrum van de gemeente nog veel erger getroffen zijn, met name de Statielei en de Antwerpsestraat tot aan het kruispunt met de Krijgsbaan.’