Fritske Opdebeeck

6 jaar

°21/09/1936, Berchem

woonde in Mortsel, Statielei 73 (hoek met Lindenlei)

overleed in de Guido Gezelleschool, 1ste leerjaar

Hilda Stuckens: ‘Ons neefje Fritske was vermist. Moeke ging naar de school om hem te zoeken, maar ze vond hem dood. Ze vroeg of ik hem wilde zien, maar ik durfde niet. Greta ging wel mee. Vake was nog niet thuis, hij was gaan helpen in Gevaert. Hij heeft daar twee tonnen cyanide naar buiten gerold, tot een achterliggende weide omdat niemand anders dat durfde.’

Greta Stuckens: ‘Ik herinner me niet dat ik moest wenen, ik was eerder in shock. Ik haalde kleine glasscherven uit het haar van mijn broertje. Na het eindeloze wachten op Fritske kwam moeke aan mij vragen om samen naar de school te gaan, misschien was hij gekwetst. Toen we daar aankwamen, enkele uren na het bombardement, vertelde men dat de nog levende jongens al waren weggebracht. De gedode kinderen lagen in rijen op de speelplaats. We zochten en vonden Fritske, die zoals de meeste kindjes geen enkele wond had en volledig met stof was bedekt. Dat beeld van mijn dode neefje is mij altijd bijgebleven en heeft mij nog lang nachtmerries bezorgd.’

Marieke Stuckens: ‘Leo stond op de oprit. Hij was helemaal bestoft. Met een triest stemmetje zei hij: “Fritske is dood.” Toen begon ik te wenen, voor kleine Frits, mijn favoriete neefje, een mooi blond jongetje dat als een broertje voor ons was. Al snel moest ik stil zijn, ik mocht geen scène maken. Tante Jeanneke zat naast de keukenstoof, ze weende en had een kleine foto van Fritske in haar handen.’

Greta Stuckens: ‘Wat daarna gebeurde, herinner ik me niet echt meer. Ik denk dat moeke het aan tante Jeanneke vertelde. Tante was heel de tijd ontroostbaar aan het wenen. Ze zei: “En ik duwde hem zo vaak weg!” Fritske was een echte plakker. Hij hing aan haar zonder echte reden en dat irriteerde haar soms.’

Tranen over Mortsel, p. 243-244.

4 gedachtes over “Fritske Opdebeeck

  1. Wanneer wij het familiegraf gingen bezoeken passeerden we altijd even langs het kruisje van Fritske, neefje van mijn moeder, om hem te groeten. Hij was zulk een lief jongetje vertelde men me steeds.

    Like

  2. I remember Fritske as my chidhood playmate. He was a very dear little boy whom we all loved. My little cousin was only six years old and I was a year younger but I have never forgotten him, or that terrible day.

    Like

  3. Van mijn moeder hoorde ik een grappig verhaal over Fritske die bij het begin van de oorlog nog niet zo goed kon praten. Ze lagen bij dreigend gevaar als het alarm afging in het begin van de oorlog, in de ‘veilige’ schuilkelder van het nieuwe huis van Schamp (dat later toch volledig vernield zou worden door een voltreffer in de traphal).
    Men liet Fritske zeggen: “Wat riek ik hier” omdat hij dat uitsprak als “wa jie ti ti tie”, maar dat antwoord kwam toen niet want hij zei “onze Zos zijn stintvoeten”
    Door plaatsgebrek lag iedereen heel dicht bij elkaar, en hij lag naast de voeten van zijn oudere broer Jos.

    Like

Plaats een reactie